Begeleidingscommissie Monitoring Bodemdaling Ameland


De eerste formele en betrouwbare prognose van de bodemdaling door gaswinning op Ameland dateert uit 1985. Alle voorspellingen van voor die tijd berusten op ruwe schattingen. Op basis van die eerste formele prognose is een milieueffectrapport opgesteld door het Waterloopkundig Laboratorium en het Rijksinstituut voor Natuurbeheer (thans WL | delft hydraulics en Alterra). Er werden effecten voorspeld op de morfologie, de wadplaten, de voedselvoorziening van vogels, erosie en regressie van de kwelder, enzovoorts. De installatie was echter reeds gebouwd en vergunning voor productie was verkregen.

De provinciale natuurorganisatie It Fryske Gea, zag zich als beheerder van het gebied geconfronteerd met mogelijk ernstige gevolgen en was erg ongelukkig met de situatie. Per brief heeft zij de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) verzocht haar verantwoordelijkheden te willen nemen en de gevolgen van de gaswinning daadwerkelijk vast te stellen door monitoring.

NAM heeft zich - met oog op de geloofwaardigheid van de opzet en uitkomsten - vervolgens tot de Ministeries van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit (LNV) en Verkeer en Waterstaat (VenW) gewend met verzoek een begeleidingscommissie te formeren. De Commissie diende de onafhankelijkheid te waarborgen en kreeg tot taak om de voortgang te bewaken en toe te zien op volledigheid en kwaliteit.
De Begeleidingscommissie monitoring bodemdaling Ameland (verder aangeduid als Bodemdalingscommissie Ameland of de Commissie) werd ingesteld in 1986 en bestaat uit de hieronder weergegeven leden.

Samenstelling commissie

• Nel Sangers (onafhankelijk voorzitter)
• Erwin Bruinewoud (secretaris, NAM)
• Ernst Lofvers (Rijkswaterstaat)
• Chris Bakker (it Fryske Gea)
• Luc van Tiggelen (Gemeente Ameland)
• Anna Petra van der Wal (Provincie Fryslân)
• Paul Westerbeek (Provincie Fryslân)
• Ministerie van LNV - agendalid

Werkwijze van de commissie

Beslissingen worden genomen bij meerderheid en waren tot op heden unaniem. Alle leden brengen hun eigen vakkennis in en hebben daarmee ook een inhoudelijk toegevoegde waarde. De Commissie is onafhankelijk. Die onafhankelijkheid wordt op de volgende wijze gewaarborgd:

  • Commissieleden nemen deel op eigen kosten en dragen bij in deskundigheid. Het onderzoek wordt weliswaar betaald door NAM, maar de Commissie stuurt aan en keurt onderzoek goed. Onderzoekers rapporteren aan de Commissie.
  • De voortgang wordt bewaakt middels jaarlijkse vergaderingen van Commissie onderling en Commissie met de Onderzoekers. Hierdoor kan flexibel worden geanticipeerd op nieuwe ontwikkelingen. Regelmatig worden veldbezoeken afgelegd door Voorzitter en Secretaris en door de gehele Commissie.
  • Iedere 6 jaar wordt gerapporteerd. In 2000 werd het rapport voor het errst in het openbaar verdedigd tegenover een forum van bekende wetenschappers. De bijeenkomst werd georganiseerd door de Rijksuniversiteit Groningen (RUG). In 2017 is het rapport beoordeeld door de Waddenacademie. Het volgende rapport - monitoring t/m 2023 - wordt medio 2024 bij het ministerie van LNV ingediend en gepubliceerd.

De boven omschreven procedure garandeert een belangrijke mate van onafhankelijkheid, openheid en flexibiliteit. Het laat toe dat het meetprogramma op transparante wijze wordt aangepast in afhankelijkheid van nieuwe inzichten.
De Commissie heeft de benodigde autoriteit en vertrouwen en kan besluitvaardig opereren. Tot op heden heeft dit geleid tot een verantwoord en efficiënt gebruik van middelen met een positieve maatschappelijke respons.