Openbaar Lichaam Waddenzee
De Waddenprovincies en -gemeenten hebben op 19 mei 2004 een voorstel voor een nieuw bestuursmodel voor de Waddenzee aangeboden aan de bij het Waddenzeebeleid betrokken bewindspersonen. Hun voorstel koerst op de instelling van een Openbaar Lichaam Waddenzee, waarin Rijk, Waddenprovincies en-gemeenten hun bevoegdheden samenbrengen. Hiermee wordt integraal beheer en bestuur over de Waddenzee daadwerkelijk mogelijk.
Dit is dringend noodzakelijk, omdat de bestaande bestuursstructuur te complex en te ondoorzichtig is, en daardoor debet is aan een te weinig slagvaardig beleid. Met het voorstel wordt aangesloten bij de sturingsfilosofie van de onlangs door het Rijk uitgebrachte Nota Ruimte: decentraal waar het kan, centraal waar het moet.
Aanleiding voor dit voorstel is het op 1 april 2004 verschenen rapport van de door het Rijk ingestelde commissie Meijer (de Adviesgroep Waddenzeebeleid). Dit rapport ademt in veel opzichten veel opzichten de geest van een nieuw begin en een nieuwe aanpak van het Waddenzeebeleid. Naast aanbevelingen voor belangrijke onderwerpen als gaswinning en schelpdiervisserij, reikt de commissie een zienswijze aan voor een vernieuwd bestuursmodel voor de Waddenzee.
De commissie Meijer komt tot de conclusie dat de bestaande bestuursstructuur met betrekking tot de Waddenzee te complex en te ondoorzichtig is, en daardoor debet is aan een te weinig slagvaardig beleid. De structuur genereert geen doorzettingsmacht. Het voorstel van de commissie is dat de strategie en de hoofdlijnen van beleid op Rijksniveau moeten worden bepaald. Dagelijks bestuur en beheer dienen plaats te vinden op regionaal niveau door een regionaal uitvoeringsorgaan.
De Waddenprovincies en -gemeenten kunnen zich volledig vinden in de analyse van de commissie. Ook kunnen zij kunnen instemmen met de door de commissie voorgestelde toedeling van bestuurlijke verantwoordelijkheden voor het Waddenzeebeleid aan het Rijk en de regio. Het rapport van de Commissie-Meijer biedt belangrijke aanzetten voor de oplossing van de genoemde problemen en knelpunten.
In een informeel overleg met de ministers van VROM en LNV, op 19 april 2004, hebben de Waddenprovincies aangeboden om samen met de betrokken gemeentebesturen een voorstel voor een verdere uitwerking van een nieuw bestuursmodel voor de Waddenzee te ontwikkelen. Deze uitwerking werd een maand later, op 19 mei 2004 aan de betrokken bewindspersonen overhandigd.
Decentraal waar het kan, centraal waar het moet, zo luidt de sturingsfilosofie die het Rijk recentelijk heeft neergelegd in de Nota Ruimte. Deze sturingsfilosofie heeft ook als uitgangspunt gediend voor het voorstel voor een bestuursmodel voor de Waddenzee. In dit model worden de taken, die nu verspreid zijn over de drie bestuurslagen, in één hand gebracht wat betreft besluitvorming, aansturing en uitvoering. Dit betekent overdracht van bevoegdheden van het Rijk en de betrokken provincies en gemeenten naar één, regionaal goed ingebed, orgaan dat integraal beheer en bestuur over de Waddenzee voert: het Openbaar Lichaam Waddenzee.
De bestuurlijke rolverdeling is bij dit model als volgt:
- Het Rijk stelt de hoofddoelstellingen, de strategische uitgangspunten en het afwegingskader voor het Waddenzeebeleid vast. Daarbij wordt voorgesteld om één coördinerend minister voor het Waddenzeebeleid aan te wijzen, te weten de minister van VROM;
- Op basis van de hoofddoelstellingen, de strategische uitgangspunten en het afwegingskader van Rijkswege stelt het Openbaar Lichaam het beleidsplan voor de Waddenzee en het jaarlijks operationeel uitvoeringsprogramma vast. De staten van de betrokken provincies en de raden van de eilandgemeenten en de kustgemeenten worden in de gelegenheid gesteld om hun zienswijze over het ontwerp van deze plannen kenbaar te maken. Op basis van het jaarprogramma vindt de aanbesteding van uitvoeringstaken plaats.
In lijn met de bovengenoemde uitgangspunten en kenmerken zal deze rolverdeling niet tot een hermetische takenscheiding moeten leiden. Vormgeving van beleid en werkwijze van het Openbaar Lichaam zullen integendeel gezamenlijke betrokkenheid van de drie bestuurslagen moeten waarborgen. Deze gezamenlijke betrokkenheid moet echter zo zijn georganiseerd dat patstellingen worden voorkomen en dat steeds duidelijk is wie verantwoordelijk is voor welke besluitvorming. Daarbinnen dient de strategisch-kaderstellende rol van het Rijk, onder meer op planologisch gebied, en de beleidsmatige invulling en uitvoering door het Openbaar Lichaam duidelijk ten opzichte van elkaar te zijn gedefinieerd en geregeld.
Verder dient de inbreng van belangenorganisaties, met name op het vlak van de planvorming, en de toetsing aan en voeding door relevante wetenschappelijke inzichten en deskundigheid goed geregeld en gestructureerd te worden.
U kunt de gehele tekst als pdf-document lezen. Klik hiervoor op onderstaande link