Nieuwe analyse: adviezen voor de knelpunten in de vaarroute Harlingen-Noordzee
De vaarroute tussen Harlingen – Noordzee van het kombergingsgebied van het Vlie staat voor uitdagingen door veranderende sedimentatiepatronen. Om inzicht te krijgen in de morfologische ontwikkeling tussen Harlingen en de Noordzee is daarom een knelpuntanalyse uitgevoerd. Met name de Blauwe Slenk en de geul langs Pollendam zijn belangrijke gebieden waar naar verwachting steeds meer baggerwerk nodig zal zijn. Tegelijkertijd wordt het steeds moeilijker om Kimstergat te blijven gebruiken als verspreidingslocatie. Een conceptueel model is opgesteld om de ontwikkelingen inzichtelijk te maken. De inzichten kunnen helpen om voor de langere termijn tot een beheerstrategieën voor dit gebied te komen.
Drempelgebied Blauwe Slenk - Vliestroom Pannengat
Afgelopen jaren is het baggeronderhoud drastisch afgenomen. In 2024 is hier geen onderhoud meer geweest. De bevaarbaarheid kan op langere termijn verder verbeteren omdat de Blauwe Slenk aan belang heeft gewonnen door het terugtrekken (verzanden) van andere geulen. Dit is nog steeds een gevolg van de afsluiting van de Zuiderzee. Rijkswaterstaat blijft de bodemontwikkelingen goed volgen om binnen de natuurlijker dynamiek steeds de meest gunstige vaarroute te vinden om baggerwerk zoveel mogelijk te voorkomen.
Blauwe Slenk
Het zuidelijke drempelgebied van de Blauwe Slenk, nabij boei BS20, kent een sterk toegenomen baggerbezwaar. Hier beginnen de eb- en vloedstroom elkaar steeds meer te ontwijken waardoor een drempel tussen de scheidende ebgeul en vloedgeul is ontstaan. Als deze ‘eb- en vloedscharen’ verder uitbochten en het baggerwerk blijft oplopen, zou onderzocht kunnen worden of een kortsluitgeul via de vloedschaar de bevaarbaarheid kan verbeteren en het baggeronderhoud kan verminderen. Omdat de op lange termijn de debieten hier vermoedelijk gaan afnemen door grootschalige sedimentatie langs de Friese kust is de verwachting dat hier eb- en vloedschaarvorming en meandering zullen blijven optreden. Noordelijker bij BS12A ontwikkelt zich is nog een drempelgebied, dat op korte termijn tot nieuw baggerwerk kan leiden. Ook hier is sprake en elkaar ontwijkende eb- en vloedscharen waartussen ondiepe drempels ontstaan. Hier zal vermoedelijk een steeds bochtiger en gebaggerd traject ontstaan wat de bevaarbaarheid op termijn kan gaan bemoeilijken.
Vaargeul langs Pollendam
Er wordt baggeronderhoud in de Vaargeul langs Pollendam uitgevoerd. Op dit moment is er geen duidelijke trend in baggervolumes, maar sedimentatie (ophoging) langs de Friese kust verminderen het kombergingsvolume. Daarmee wordt bedoeld dat er steeds minder volume water per getij door de geul stroomt. Dit zal op lange termijn de debieten door de geul verminderen en naar verwachting het baggerbezwaar verhogen. Het wadplatengebied ten zuidwesten van dit vaarwater breidt zich ondertussen ook sterk uit. Het getijdewater wordt daardoor richting Pollendam gedrukt, waardoor de geul lokaal sterk is verdiept. De geul versmald echter ook, en aan de zuidzijde is een sedimentatiegebied met afzettingen vanuit het Kimstergat. Deze ontwikkelingen zijn bepalend voor het toekomstige baggerwerk en de bevaarbaarheid.
Gevolgen voor het Kimstergat
De grootschalige sedimentatie langs de Friese kust heeft het kombergingsvolume en daarmee de gemiddelde geulomvang van het Kimstergat verminderd. Door de uitbouw van de Ballastplaat wordt het Kimstergat steeds verder naar het oosten, richting de dijk, gedrukt. Daar nemen lokaal geuldieptes toe en wordt de geulwand steiler. In de afgelopen dertig jaar is het geulvolume lineair afgenomen. Deze trend zal doorzetten. Hoewel vermoed wordt dat het hoge verspreidingsvolume vanuit de haven van Harlingen en Boontjes zal bijdragen aan de sedimentatie in het Kimstergat is dat niet de primaire oorzaak van het dichtlopen van de geul. De oorzaak is nog steeds een gevolg van de afsluiting van de Zuiderzee waardoor stromingen rond Harlingen drastisch gewijzigd zijn en grootschalige sedimentatie langs de Friese vastelandskust is opgetreden.
Het stoppen met verspreiden van baggerspecie in het Kimstergat zal vertragend werken op het opvullen van het Kimstergat. Een nadeel is dat dan verder zal moeten worden gevaren om bij alternatieve geschikte locaties te komen, zoals Boontjes-Zuid bij Kornwerderzand en Blauwe Slenk. Als de huidige opvultrend zich doorzet, zou het Kimstergat over 10 tot 20 jaar niet meer geschikt kunnen zijn als verspreidingslocatie. Met het verdwijnen van het kombergingsvolume van het achterliggende geulsysteem zal ook het baggerbezwaar in de geulen langs Pollendam en Boontjes in de toekomst gaan toenemen.