Internationale natuurbeschermingsverdragen niet effectief

Gepubliceerd op 5 september 2011Internationaal, Onderzoek en MonitoringAangemaakt door Universiteit van Tilburg via INP Nieuwsbank

De vijf belangrijkste internationale natuurbeschermingsverdragen zijn niet effectief. Ze missen op dit moment de capaciteit om het probleem waarvoor ze in het leven zijn geroepen op te lossen. Dat blijkt uit een analyse van deze verdragen aan de hand van een speciaal ontwikkelde Effectiviteitstest, waarop Karin Baakman op 9 september promoveert aan Tilburg University.

De snelle achteruitgang van biodiversiteit door menselijke activiteiten is een groot internationaal probleem. We dreigen vele dier- en plantensoorten te verliezen en ecosystemen staan wereldwijd onder druk. Karin Baakman onderzocht vijf verdragen die beogen deze ontwikkeling een halt toe te roepen:

  • de Overeenkomst inzake watergebieden van internationale betekenis, in het bijzonder als verblijfplaats voor watervogels van 1971 (Verdrag van Ramsar);
  • de Overeenkomst inzake de bescherming van het cultureel en natuurlijk erfgoed van de wereld van 1972 (Werelderfgoedverdrag);
  • de Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten van 1973 (CITES);
  • het Verdrag inzake de bescherming van trekkende wilde diersoorten van 1979 (Verdrag van Bonn); en
  • het Verdrag inzake biologische diversiteit van 1992 (Biodiversiteitsverdrag).

De Effectiviteitstest die Baakman daarvoor ontwikkelde omvat tien elementen die bepalend zijn voor de effectiviteit, zoals het aantal verdragspartijen, de in het verdrag opgenomen maatregelen en de mate waarin deze zijn geïmplementeerd, de toezichthoudende rol van het secretariaat en de financiële en andere stimuleringsmaatregelen die het verdrag kan bieden, met name aan ontwikkelingslanden. Voor elk element is een benchmark gedefinieerd. Een verdrag dient een voldoende te scoren op alle tien elementen voordat het als effectief kan worden aangemerkt.

Hoewel geen van de vijf verdragen effectief blijkt te zijn, scoort het Werelderfgoedverdrag het beste resultaat, gevolgd door het Biodiversiteitsverdrag. Het Verdrag van Bonn realiseert de laagste score.

Het onderzoek laat verder zien dat de verdragspartijen op bijna alle elementen van de Effectiviteitstest hun inspanningen aanzienlijk zouden moeten vergroten. Ook het budget en de toezichthoudende verantwoordelijkheid van de secretariaten van deze verdragen zouden moeten worden uitgebreid. Daarnaast blijken de financiële middelen voor de implementatie, naleving en handhaving van de verdragen in het algemeen zwaar tekort te schieten.