Bedrijfsleven profiteert bijna niet van Waddenfonds
Het bedrijfsleven hoopt dat vanaf 2012 meer economische activiteiten gaan profiteren van de decentralisatie van het Waddenfonds.
Een win-winbeleid, zo roemden onder meer VNO-NCW, Natuurmonumenten, de Waddenvereniging en de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) het Waddenfonds bij zijn oprichting in 2007. De subsidiepot was het resultaat van afspraken tussen alle betrokken stakeholders om natuur- en economische doelstellingen in het gebied met elkaar te combineren. Een 'armetierige Waddenzee', zo stelden de belanghebbenden, zou veel minder mogelijkheden bieden voor activiteiten als mosselvisserij of recreatie dan een rijke zee.
Afgesproken werd dat tweederde uit het fonds gebruikt zou worden voor natuurbehoud en slechts een kwart de economische ontwikkeling zou toekomen. Totdat toenmalig CDA-Kamerlid Atsma steun kreeg van de Kamer voor zijn voorstel om zowel ecologie als economie aanspraak te laten maken op de helft van de subsidie. Een 'rare ontwikkeling,' zegt Herman Verheij van de Waddenvereniging achteraf. Zijns inziens brengt een ecologische verbetering niet zelden ook bedrijvigheid teweeg. 'Wil je als onderdeel van het kwelderbeheer de zomerdijken doorsteken, dan zal er ergens toch echt een aannemer met zijn shovel moeten uitrukken.' Begin 2010 is het Waddenfonds volledig operationeel. Sindsdien is het dus ook toegankelijk voor aanvragen van ondernemers. Inmiddels is van de 800 miljoen euro in het fonds, voor de periode 2012-2027 nog 490 miljoen euro over. De 'waddenprovincies' mogen per die datum wel voor het eerst zelf beslissen hoe ze 28 miljoen euro jaarlijks besteden.
Volgens Roelf Venhuizen, voorzitter van Energy Delta Gas Research en adviseur van het Energy Delta Institute: 'De wérkelijke uitgaven liggen nu op tachtig procent subsidie voor de ecologie en twintig procent voor de economie.' Hij pleit voor een 'betere balans', waarbij de gelden voor economische activiteiten vooral ten goede komen aan duurzame energie. 'Er is bij ondernemers veel animo voor kleinschalige warmtekrachtkoppeling, groengasprojecten én initiatieven voor zonne-energie.' (RdZ)